Als je in het voorjaar bij de kapper zit komt de vraag ‘Waar ga jij naartoe deze zomer?’ standaard voorbij. Ook dit jaar stelde mijn kapper mij die vraag. De vraag gaat twee kanten op en naar mijn idee reizen mijn kappers vaak naar Thailand. “Want het is er zo mooi en het eten zo lekker”. De vraag was ook niet óf ik wel op reis zou gaan. En hoewel wij vaak de campings in februari boeken, zijn dit jaar de plannen nog niet gemaakt.
Vaak blijft het bij de vraag waar we heen gaan en hoe we daar verblijven en hoe we daar heen reizen. Maar zo nu en dan vraag ik me af waarom we eigenlijk reizen of op vakantie gaan. Wat voegt het toe aan mijn leven door naar Frankrijk, Kenia, IJsland, Thailand of Brazilië te gaan. En wat voegt het toe aan die landen als ik daar ben.
Die laatste vraag deed ons uitkomen op een keuze om niet te vliegen voor vakanties. Misschien, nee, zéker krijgen we door die keus niet de complete bonte, kleurrijke verscheidenheid en rijkdom van de schepping te zien. Maar die keus draagt wel bij aan het voortbestaan van de diversiteit.
Bij een meditatie over het vierde van de tien geboden (gedenk de sabbatdag…) kwam ik uit bij de overweging dat dit gebod ook gaat over bezinning op wat je doet. Want waarvan rust ik eigenlijk uit? Ik formuleerde het gebod voor mezelf tot een aanwijzing: weet waarvoor je leeft en werkt en weet waarom je leeft. Een tijd van rust kan dan ook een tijd van bezinning zijn.
Naast gedoe, angst en eenzaamheid tijdens de lockdowns van de afgelopen twee jaar, merkten veel mensen dat het prettig was om minder gehaast te leven. Ik hoop dat we in de vakantie werkelijk tot rust kunnen komen. Rust om vrede met de Schepper en vrede met de schepping te ervaren.
De vraag is wat we daarvoor nodig hebben. Wat heb jij daarvoor nodig?