Ik schrok me een hoedje toen ik een teek over mijn hand zag lopen. Snel haalde ik hem van mijn hand. Hij was waarschijnlijk op mijn hand gekropen toen ik midden in het bos een kleine uitkijktoren aan het beklimmen was. Nadat de teek weer veilig op de grond stond, zochten mijn man en ik snel onze weg terug naar het pad in het bos.
Dit avontuur speelde zich af tijdens onze vakantie in Zweden. Vooraf aan de vakantie was ik me gaan inlezen in Scandinavië met onder andere het boek The Open-Air Life van Linda Åkeson McGurk. ‘Open-Air Life’ is vertaald van het Noorse ‘friluftsliv’, het spenderen van je vrije tijd in de buitenlucht met fysieke activiteit. Dit fenomeen schijnt in de Scandinavische cultuur te zijn ingebakken. Daar wordt deze liefde voor de natuur van generatie op generatie overgedragen.
Tijdens mijn zoektocht naar een vakantiehuisje was ik regelmatig huisjes tegengekomen die geen stromend water en/of elektriciteit hadden. Na het lezen van dit boek begreep ik dat mensen die in de stad leven, geregeld in het weekend of tijdens vakanties eropuit trekken naar plekken buiten de stad, in de natuur. Vaak naar eenvoudige rode huisjes (stuga) die meerdere generaties in families zijn, en geregeld zonder stromend water of elektriciteit zijn. Overigens hadden wij gekozen voor een vakantiehuisje in de natuur mét stromend water en elektriciteit.
Men leeft in Scandinavië gemiddeld meer buiten dan de meeste Nederlanders, ondanks dat het daar nou niet heel veel beter weer is. Dat zie je terug op allerlei plekken: wildplukken, barbecueën in de winter, zwemmen in ijswater, elke dag je dekbed buiten luchten, kleine kinderen overdag buiten laten slapen (in de winter goed ingepakt, natuurlijk), en op jonge leeftijd survival skills leren.
Ik merkte dat ik enthousiast werd van het boek en deze manier van leven dichterbij de natuur. De vraag is: hoe pas ik deze friluftsliv toe in mijn eigen leven? Hoe kan ik vaker de natuur in in mijn dagelijks leven? Ik wandel geregeld, maar dat is bijna altijd door een wijk met alleen hier en daar een boom. In het boek werden studies genoemd die hadden gekeken hoe dicht je bij een stuk natuur moet wonen zodat daarnaartoe gaan een gewoonte wordt in plaats van een activiteit. De grens lag rond de 300 meter en voor jonge kinderen en mensen met een beperking is het het beste om de natuur gelijk buiten de deur te hebben.
Friluftsliv omvat veel meer dan alleen wandelen in de natuur. Zwemmen in ijswater trekt mij niet zo, maar ik kan wel eens gaan kijken naar een cursus wildplukken, mijn dekbed vaker buiten hangen en iemand met een barbecue overhalen die eens in de winter aan te zetten. Ook kan ik er vaker voor kiezen om, ondanks de regen of sneeuw, naar buiten te gaan. Zoals men zegt: ‘slecht weer bestaat niet, alleen slechte kleding’.
Na die vakantie in Zweden ben ik vastberaden om friluftsliv een plek te geven in mijn leven. Het voelt heerlijk om zo verbonden te zijn met Gods schepping. En ja, het was even schrikken van die teek op mijn hand, maar het zal me er niet van weerhouden om vaker de natuur in te trekken.